DROMEN

Soms word je abrupt wakker uit een droom en slaan je hersens op hol om te checken of het werkelijkheid was of gewoon maar een droom. Maar af en toe voel je intuïtief aan dat dit niet zomaar een droom was, maar een droom met een boodschap. Herkenbaar?

En dit is er zo één. 4 oktober 2020


Ik loop 's ochtends alleen in een stadje. Het zonnetje schijnt en op terassen zitten mensen te ontbijten. Ik zoek naar een vrij tafeltje. Een serveerster komt bij me staan en vraagt of ik bang ben voor de Maas. Ik grap flauw of ze me weg wil hebben of zo. Ze wijst me de richting naar een cafeetje bij de Maas en zegt erbij dat ze straks ook komt.

Ik loop door de straten richting de Maas. Dit gedeelte van het stadje is donker en grauw. Door de hevige regenval de afgelopen dagen, is de Maas buiten z'n oevers getreden en dit is in bepaalde straten goed zichtbaar. Straten zijn ondergelopen en op het water liggen grote schuimflokken. Het is geen prettige omgeving om te lopen en zeker niet alleen. Toch loop ik door. Onderweg passeer ik een man met een capachon op. Ik probeer zijn blik te vangen om in te kunnen schatten of hij ok is. Tenslotte loop ik hier alleen. De man draait zich om en geeft me een vriendelijke glimlach. Het is een oudere man die schildersspullen bij zich heeft. Grappig denk ik; hij komt terug of is op weg om iets op een doek vast te leggen.

Ik groet en loop naar het cafeetje waar de serveerster me heen stuurde. Op het terras is geen plek meer. Ik ga naar binnen, vind een tafeltje en bestel een koffie. Niet lang daarna arriveert het meisje en komt bij me zitten. We raken aan de praat en zij vertelt over haar leven. Haar studie, haar werk en haar doelen. Het is een super leuk gesprek.

Na een tijdje loop ik even naar buiten. Ik kom in een haven terecht en raak in gesprek met een vrouw. Ze begint te vertellen over haar familie. Als ze klaar is, vertel ik globaal over mijn zus. Dat ze 10 maanden geleden is overleden. Dat het leven doorgaat en dat het leven doet lijken alsof het niet gebeurt is. Dat het bijna maakt dat ik me ook zo moet opstellen, alsof het niet gebeurt is. Maar dat mijn gevoel iets anders zegt. Dat ik het nog niet kan. Maar vooral ook niet wil.

Op dat moment meert er een boot aan en passagiers stappen van de boot. Ik kijk er samen met die vrouw naar. Als laatste stapt er een prachtige vrouw aan wal. Ik ben overdonderd, want dit kan helemaal niet. Het is Irene, mijn zus. Irene op haar mooist. Prachtig bruin door de zon en stralend van oor tot oor. Ze loopt recht op me af en kijkt me aan met haar typerende glimlach (triomfantelijk, cynisch, uitdagend). Ik sta perplex...

Irene loopt van me weg en springt de Maas in. Terwijl ze in het water springt, probeer ik in paniek om bij haar te komen. De vrouw naast mij heeft echter mijn hand stevig vastgepakt en terwijl we beiden Irene zien ondergaan, zegt de vrouw tegen me dat het goed is zo.

Op dat moment word ik wakker.

Nb: uitleg foto. Als kind noemde Irene en ik elkaar grote en kleine beer, later grote sneer en klein sneertje.